Is het van den hond?
Soms.
Inktballen
Om de lettervormen in te inkten gebruikten de drukkers inktballen, twee tegelijkertijd. Deze werden waarschijnlijk gebruikt vanaf het begin van de handpers.
Het ininkten van de lettervormen was een zeer delicaat werkje. De letters moesten van juist genoeg inkt worden voorzien. De passende inkt moest worden gebruikt en ook de inktballen moesten zeer adequaat worden gemonteerd.
De inktballen waren leren inktkussens van ongeveer 15 cm in diameter, gemonteerd op een houten handvat en gevuld met paardenhaar of wol.
In het algemeen kende de inktbal in Nederland één overtrek van schapenleer en was hij gevuld met paardenhaar; in Frankrijk was de bal dikwijls overtrokken met twee lagen hondenleer en bestond de vulling uit wol.
Het leer van deze inktballen was duur, versleet door het intensief gebruik ervan en moest voortdurend onderhouden en bereid worden. Elke dag -soms tweemaal- werden de ballen volledig gedemonteerd, het leer te weken gelegd in een waterige oplossing met urine, en opnieuw gemonteerd voor er verder kon worden gewerkt.
Dit ontlokte de Londense drukker en boekhandelaar William Savage (19e eeuw) de uitspraak: ‘Ballen maken is een helse klus. De duivel zou een drukker zijn geweest, als er geen inktballen te maken waren.’
RAAR
Het meest eigenaardige aan de inktballen is dat ze zo lang in gebruik bleven. Zo lang er geen nood was om de ballen te vervangen bleef men ze (tot de komst van de stoommachine van Koenig) gebruiken. Het was eerst in de jaren 1820 dat de rollers het voortouw namen. Men moet daarbij bedenken dat een roller daarvoor werd gemaakt met een cilindervormig stuk hout of steen waarrond het niet gemakkelijk was om een vel rond aan te brengen. Ook zorgde de naad voor een slecht aanbrengen van inkt.
Het grote voordeel van de rollen was dat zij economischer waren voor het gebruik van inkt en ook minder dierenhuiden vereisten.
Het
De inktballen in de drukkershandleidingen
Het is pas vanaf 1683 dat er tekst voorhanden is over het maken van de inktballen in ‘Moxon, Joseph, Mechanick Exercises, or, the doctrine of handy-works applied tot he art of printing, the second volume, London, 1683’. Zie p. 282-287
Ook andere oude drukkershandleidingen geven details, bijvoorbeeld:
David Wardenaar:
‘Balleder. Het leder dat men tot drukballen gebruikt, en boven alle andere soorten uitmunt, is Schapenleder, en wel het Inlands bereidzel: hoe doffer en zachter de nerf is, des te beter, want dat vat dan zeer gemakkelijk den Inkt, en werkt in allen opzichten goed; wanneer hetzelfde te glansrijk, en dus te glad of bordig is, weêrkaatst het den Inkt, veroorzaakt veel ongemak in de bewerking, en bij den beginnen des Arbeids slegt werk, zo dat op zommige bladen de Letters half wit en zwart uitdrukken, om welke reden de Brabantse leêren, veeltijds blinkender en harder van nerf zijnde, niet zijn aen te prijzen, en nog veel minder die van Honden of andre Zwaare Beesten vellen: dezen zijn wel voordeeliger voor den Meester, in het voorkomen, om dat de prijs minder is, en men ‘er langer meden kan werken, maer zijn aen den anderne kant zeer nadeelig, zoo voor de Letter (om dat men ‘er meerdre krachtmede moet doen), als in het heel of half bederf der bladen papier, eer men dezelven aen den gang heeft, waerom de Drukkers, ze niet dan met de uitterste weêrzin gebruiken.’
Wardenaar, David: Zetten en Drukken in de achttiencde eeuw, David Wardenaar’s Beschrijving der Boekdrukkunst (1801), Inleiding en aantekeningen door Frans A. Janssen, Joh. Enschedé en Zonen, 1986,
p.140, 141
Momoro verkoos hondenleer.
Op sommige plaatsen gebruikt men huiden van honden. Dat zijn de beste, zij houden het langst, hoewel ze moeilijk te bereiden zijn. Op andere plaatsen gebruikt men huiden van schapen, maar deze mogen niet te lang worden blootgesteld aan warmte, want anders is het leer slecht om te gebruiken.
De vellen werden ’s nachts geweekt in water en ’s anderendaags vertrapt met de voeten om ze soepeler te maken en het overtollige water eruit te verwijderen. Daarbij moest men opletten dat er geen nagels in de zolen van de schoenen zaten.
Als men er genoeg op getrapt had met de voet, controleerde men of het leer klaar is. Om dit te doen probeerde men er water met de nagels uit te drukken. Als er nog water uit kwam, moest men het opnieuw bewerken tot er geen druppel meer uitkwam en het ‘naar look rook’ zoals men zei.
Van tijd tot tijd moest men het leer uitrekken met beide handen. Men sloeg het leer ook tegen de muur zowel om het te versoepelen als het te reinigen van de onzuiverheden.
Wanneer het leer voldoende bewerkt was, moest men het tegen de schroef van de pers wrijven om het olieachtig vuil te verwijderen dat zich daar bevond en het leer van de ballen aan de korrelige kant daarmee insmeren; nadien moest men het nog een paar trappen geven met de voet om deze olie te laten doordringen. Vervolgens moest het leer in natte oude vodden ingepakt worden en men liet het zo tot op het moment dat men het moest gebruiken.
Als men het leer snel moest aanbrengen kon men het op minder dan twee uur klaarmaken door het een half uur te laten weken in een teil water gemengd met waspoeder dat men voldoende liet koken; niet te veel want dit zou het verharden.
Wanneer het vel te droog was, werd ruwe olie (waarschijnlijk lijnzaad- of notenolie) over het leer gegoten langs de kant die ging dienen voor het ininkten en werden ze opnieuw vertrapt.
Men mocht alleen leer gebruiken wanneer het soepel als dat van gemzen is.
Wanneer men wil drukken in het rood moest men de ballen klaarmaken zoals die waarmee men zwart drukte en erop letten dat het leer zeer vers is, want de rode inkt droogt het snel uit.
Momoro, Ant.- Franç., Traité élémentaire de l’imprimerie ou le manuel de l’imprimeur, Paris, 1793
Het leer komt van huiden van schapen of honden. Kleine honden zoals de mopshond zijn daarvoor het meest geschikt.
M. Brun
Ook M. Brun, zegt dat schaapsvel veel gebruikt wordt, maar dat hondenhuid het beste was. Goed leder moest een fijne structuur hebben en niet te poreus zijn.
Het werd 6 uur doorweekt met water. Nadien werd het water eruit verwijderd en opnieuw doorweekt met water voor 2 uur en dan onder de degel van de pers gelegd met druk gedurende de hele nacht. De volgende nacht werd het opnieuw doorweekt gedurende twee uur en onder de pers gelegd gedurende 6 uur. Dan werd het er onderuit genomen om te drogen.
Hij gaf toe dat dit een zeer moeizaam proces was, maar onontbeerlijk om het vet uit het vel te verwijderen dat de doorzaak was dat de inkt niet goed kon worden opgenomen.
Als het vel moest gebruikt worden werd het opnieuw geweekt, uitgeknepen tussen absorberend papier en goed vertrapt. Het vel werd dan op het hout genageld en het geheel moest rond zijn en niet te elastisch. Het vel mocht geen plooien vertonen.
De ballen werden dan gereinigd door hen tegeneen te wrijven met wat dunne vernis. Deze werd nadien verwijderd met een mes.
Als er een plek van het vel niet goed inkt opnam, moet het in steengruis worden gewreven om het oppervlak losser te maken.
Het vel mocht niet verhit worden.
Brun, Marcelin Aimé, Manuel Pratique et abrégé de la typographie française, seconde édition, Lejeune Fils, Bruxelles, 1826
William Savage:
Wanneer de drukkers ’s nachts het werk verlaten, worden de inktballen afgedekt; dat wil zeggen, ze worden ingepakt, elk in een deken gedrenkt in urine. Dit wordt altijd gedaan als ze niet in gebruik zijn. Het houdt ze zacht en in werkzaam, maar ze moeten worden afgeschraapt en met papier worden gedroogd om het vocht kwijt te raken, elke keer dat ze moeten worden gebruikt.
Savage, William, Dictionary of the Art of Printing, London, 1840–1, 16 delen.
Ten slotte schrijft Philip Gaskell:
Het leer, gewoonlijk schapenhuid, werd op het hout aangebracht met nagels die niet helemaal werden ingeslagen. Na het einde van een dag arbeid werden ze verwijderd (en dikwijls ook tijdens de middagpauze) om enerzijds de vulling te laten verluchten en te drogen en anderzijds het om het leer soepel te houden door het in urine te laten weken. Men zegt dat de stank niet te om uit te houden was.
Philip Gaskell, A new Introduction to Bibliography, Oxford, Clarendon Press, 1972, p. 126
Benjamin Franklin, die buiten uitvinder ook drukker was, blijkt een hekel te hebben gehad aan het bereiden van het leer van de inktballen: het weekte buiten in urine van koeien.
De vulling
Ook de vulling van de inktballen was niet eenvormig. Sommigen zweerden bij gekaarde wol, anderen bij paardenhaar.
Philip Gaskell
De aard van vulling van de ballen hing af van het soort werk dat ermee moest worden gedaan. Brede zachte ballen met zachte inkt werden gebruikt voor minder belangrijk werk. Smalle harde ballen en harde inkt voor werk van betere kwaliteit.
A.F.Momoro
Het paardenhaar dat men in de ballen steekt op sommige plaatsen is minder waard dan wol. Het is harder en laat de ballen barsten en maakt hen zwaar. En men raakt nooit de vorm zo goed als met ballen met wol.
Elke avond moet men de ballen demonteren en de wol eruit nemen en goed uit elkaar leggen en ’s anderendaags goed uit elkaar trekken. Elke acht dagen moet men de wol kaarden. Hoe meer de wol ontward is, hoe beter de ballen zijn.
Het gedeelte over de inktballen gaat van ongeveer 3:58 tot 5:18 min.
In dit yoytubefilmpje wordt -buiten van honden- en schapenhuid- nog van een andere soort huid gesproken: ganzenvel.
Het fimpje geeft een goed beeld hoe de inktballen werden gebruikt. Alleen ging het in de Officina Plantiniana wel sneller: om de 20 seconden werd er een blad gedrukt.
Het leer van de inktballen in de Officina Plantiniana
In de Officina Plantiniana werd waarschijnlijk leer van schapenhuiden gebruikt.
Tussen oktober 1563 en 28 augustus 1567 werden niet minder dan 1290 vellen genoteerd, een totaal van 328 fl. 15 st. Plantijn betaalde in die 4 jaar evenveel aan leer voor de inktballen als aan de aanschaf van nieuwe persen. (Rekeningen van 1563-67)
In het Aantekenboek van Franciscus Joannes Moretus* over de technische aspecten van het drukkersbedrijf rond 1760 worden exacte cijfers gegeven over ‘verschillende dingen nodig voor de pers’ voor het gebruik van 1 stel:
Notitien raeckende diversche saecken noodigh in de druckerije.
Volgens het opgeven van Van Pelcom** soude geconsumeert worden voor acht persen sjaerlijckx vellen 264. Dus voor ieder perse sjaers 33 vellen. Uijt ieder vel wordt gemaeckt 8 à 9 balleiren.
Voor het naeijen van ider dosijn balleiren 1 schell[ing] ende voor ieder vel wordt betaelt 12 stuijvers.
* MPM Arch. 697, nr. 101, f° 110.
** Van Pelcom: de gouverneur van de drukkerij, m.a.w. de materiaalmeester
Uit één vel konden 8 tot 9 stukken worden gesneden die groot genoeg waren om de inktbal te bedekken. Per jaar werden 33 vellen per drukpers gebruikt, een totaal van 264 per jaar voor de acht persen die toen in werking waren. Elk vel kostte 12 st., dus 158 fl 8 st voor de 264 vellen.
Deze nota is zeer belangwekkend voor de precieze opgave van het leder jaarlijks verbruikt voor het bespannen van de inktballen; een technisch detail dat we nergens elders vermeld vonden. De onkosten verbonden aan de aankoop van dit leder vormden nochtans een betrekkelijk zware post op de begroting van de drukkerijen: voor de periode van Plantin hebben we kunnen berekenen dat de aartsdrukker, tijdens de 34 jaren dat hij in het vak bedrijvig was, ongeveer driemaal zoveel kapitaal heeft dienen te besteden voor de aankoop van leder voor de inktballen als voor de volledige uitrusting van zijn drukkerij (inclusief de aankoop van de persen en hun bijhorigheden; maar met uitsluiting van de stempels en matrijzen en de aanmaak van gegoten letters).
Voet, Leon, The Golden Compasses. The History of the House of Plantin-Moretus. Vangendt & Co, Amsterdam / Routledge & Kegan Paul, London / Abner Schram, New York 1969-1972. (2 delen)
Het balleer in de Ordonnanties
In de oude werkreglementen van de Officina Plantiniana vinden we ook informatie over de inktballen.
De letteraanduiding (Ord. A, Ord. B, …) verwijst naar het werk van M. Sabbe, de Plantijnsche Werkstede
STATUTEN, ARTICULEN, ENDE POINTEN, GHEADVISEERT ENDE GHEACCORDEERT, DIE SONDER ARGHELIST SULLEN MOETEN ONDERHOUDEN WESEN VAN ALLE DEGHENE DIE IN DESE DRUCKERYE, GHENAEMT DEN GULDEN PASSER WILLEN HANTEREN
(Ord. A)
XX. Item dat de Meester betalen sal voor alle Copien, oude leyren, versworen maendach, Vasten-avont, de Gans-feeste, ende voor dierghelijcke costumen van de Ghesellen onderhouden, voor elcke persse met twee Druckers werckende, twee gulden, ende dat voor den tijt van drie maenden, ende insghelycks van de elck halve persse na advenant.
Arch. MPM nr. 63.8 (4) 2
Door L. Voet gedateerd in 1563.
Dit wordt in Ordonanntie B (door L. Voet gedateerd in 1567-1568), herhaald, maar i.p.v. ‘leyren’ wordt daar ‘balleder’ gebruikt.
Hoewel het leer duur was, werden de gezellen beloond als zij een versleten leer konden voorleggen aan de meester: het was het bewijs dat zij goed hadden gewerkt. Zij kregen daar zelfs drinkgeld voor!
GEEN TITEL (Ord. D)
Ende oock te geven in de selve Busse so veel sesse stuyvers abser ghesellen sullen wesen boven hueren arbeydtsloon indien sij alsdan wercken opden Gans dach den versworen Maendach ende den Vasten-avondt sonder dat de Ghesellen iet meer sullen moghen pretenderen voor oude ballederen proeven copyen oft andere dinghen.
Arch. MPM, nr. 63.8 (4) 6 en 7 en Arch. MPM, nr. 63.8 (1) 80
Door L. Voet gedateerd in 1570-1572
ORDONNANTIE VOOR DE GHESELLEN DER PLANTIJNSCHE DRUCKERYE (Ord. I)
X. Noch soo sullen de Druckers hunne ballen niet te excessief groot mogen maecken, op dat den inck te beter soude konnen gedistribueert worden, als mede sullen hunne wolle altijt behoorlyck teesen, op dat de selve locht sou de sijn, ende de gene inde groote ghetallen wercken, ten halven van hunnen hoop de wolle wat verlichten, ende hunne ballen ververschen, oft soo dickwils als de leiren droogh beginnen teworden
Arch. MPM nr. 63.8 (4) 8 en Arch. MPM nr. 63.8 (2) 94
30 april 1715.
ORDONANTIEN VOOR DEN LETTER-ZETTER IN DE LETTER-CAMER VAN DE PLANTIJNSCHE DRUCKEREYE (Ord. J)
Item wordt boven alle gerecommandeert omme veele noyeloose costen te schouden de druckers niet onacksaem en syn in ’t verslyten ofte weghsmyten der balleiren voor ende alleer dat sy bevinden dat de selve niet meer onbequaem en syn tot het werck gelyck als tot groote schade dickmaels gebeurt is …
Archief MPM, Reg. 1147
17e eeuw