We weten uit de archieven van het Museum Plantin-Moretus wie er in de Officina Plantiniana werkte, welk katern hij drukte, hoeveel hij betaald werd, hoe lang en wanneer hij daaraan werkte, enz. Maar waarover spraken de gezellen ze als ze ’s middags thuis gingen eten? Wat gebeurde er in het openbare leven in Antwerpen?
Onderstaande tekst geeft een impressie van het leven in Antwerpen van de tijd wanneer Plantijn in Antwerpen verbleef, vanaf ca. 1548/49[1]. Hij loopt tot 1574. Plantijn zou dan nog 15 jaar leven. Hij stierf op 1 juli 1589.
[1] Volgens de brief van 25 maart 1567 van Pierre Porret vestigde Plantijn zich in Antwerpen in 1548 of 1549. Balthasar I Moretus, echter vermeldt in een brief van 1604 alleen 1549.
In het Archief van de stad Antwerpen is een document gevonden (Suppl. Corr., no. 227) waarin ‘Christoffel Plantyn Janssz. van Tours en Franche, boeckbindere’ verklaart dat hij al vier jaar in de stad woont. Dit document is gedateerd op 11 juli 1552, wat aangeeft dat Plantijn aangekomen is in de eerste helft van 1548.
Maar Plantijn vergiste zich soms van datum en het was verstandig dat de Franse inwoners een langer verblijf in de Scheldestad opgaven bij hun ondervraging wegens de oorlog met Frankrijk. Leon Voet, The Golden Compasses. The History of the House of Plantin-Moretus, Vangendt & Co, Amsterdam / Routledge &Kegan Paul, London/ Abner Schram, New York 1969-1972
Hiervoor worden vele fragmenten gebruikt uit een van de verschillende Antwerpse kronieken[2]:
het Antwerpsch Cronykje[3].
[2] Floris Prims, De Middeleeuwsche Kronijken van Antwerpen, in Verslagen en mededelingen van de Vlaamsse Academie voor Taal- en Letterkunde, 1936, p. 395,
[3] Antwerpsch chronykje, in het welk zeer veele en elders te vergeefsch gezogte geschiedenissen sedert den jare 1500 tot het jaar 1574 zoo in die toen zoo zeer vermaarde koopstad als de andere steden van Nederland, en wel byzonderlyk op het stuk der geloofs-hervorminge voorgevallen, omstandig zijn beschreven. Door F.G.V. en thans, naar deszelfs aldaar ontdekte handschrift, voor de eerstemaal in’t licht gebracht. Te Leiden by Pieter vander Eyk, Leiden MDCCXLIII.
Het is niet duidelijk wie de auteur was. Sommige geven Franciscus Godefridus Ullens op (notitie in exemplaar EHC K 7605), anderen Gerard Van Loon (De Kempenaer), nog anderen Frater Gaspar Verstock (Van Doorninck). Editor Frans van Mieris, de Jonge.
Een digitale versie van de oude druk via
https://anet.be/record/opacehc/c:lvd:432402/N
Een digitale versie op https://books.google.be/books?id=A4U2AAAAMAAJ&printsec=frontcover&hl=nl&source=gbs_ge_summary_r&cad=0#v=onepage&q&f=false
Het handschrift bevindt zich in het FelixArchief van Antwerpen in de Kronijk van Antwerpen, 1500-1624 (PK#110)
De tekst is dezelfde -mits zeer kleine varianten- als die van het Antwerpsch Chronykje door F.G.U. (Ullens) voor de eerstemael in’t licht gebracht, te Leiden, Bij Pieter van der Eyck, 1743. Het handschrift diende in 1843 voor een nieuwe uitgave van de Chronycke van Antwerpen sedert het jaer 1500 tort 1575, Antwerpen, Van Dieren, 1843
Digitaal op https://www.dbnl.org/tekst/ulle001chro01_01/
Een gedeelte van deze kroniek is ook opgenomen in de Chronijk der Stadt Antwerpen, toegeschreven aan Bertrijn.
Floris Prims, De kronijken van Antwerpen in het Antwerpsch Archievenblad, 2e reeks, dl. 1, 1926 p. 28
Zie voetnoot 5.
De tekst is geen transcriptie[4] van het manuscript, noch een woordelijke hertaling van de hele tekst uit het Middelnederlands. Hij wil vooral een beeld schetsen van de leefwereld in en rond Antwerpen in die tijd. De geest van de tekst werd daarbij gerespecteerd.
[4] Digitaal op
https://www.dbnl.org/tekst/loon003antw01_01/loon003antw01_01_0002.php
Occasioneel worden nog andere kronieken sporadisch gebruikt, die dezelfde periode als het Antwerpsch Chronykje behandelen.[5] Dit wordt vermeld in de voetnoten.
[5] Chronycke van Nederlant bijzonderlijk der stadt Antwerpen, sedert 1097 tot 1565,
Deze kroniek staat op naam staat van Judocus de Weert. De tekst werd uitgegeven door Piot in de Chroniques de Brabant et de Flandre (Académie royale de Belgique, 1879).
https://archive.org/details/chroniquesdebrab00piot/page/178/mode/2up
Deze kroniek van Judocus De Weert is nagenoeg dezelfde als die van de latere Chronijk der Stadt Antwerpen, toegeschreven aan notaris Geeraard Bertrijn, uitgave in druk door Van Havre, 1879. Uitgave der Antwerpsche bibliophilen nr.5).
https://play.google.com/books/reader?id=JY9AAAAAYAAJ&hl=nl&pg=GBS.PA1
Het waarheidsgehalte van de gebeurtenissen in de kronieken kan worden betwist[6]. Vele werden overgenomen door andere auteurs waarbij deze naar believen dingen weglieten, bijvoegden of wijzigden. Dikwijls dateert de tekst van veel later en stapelden fouten zich waarschijnlijk onderweg op.
[6] F.H. Mertens, K.L. Torfs, De geschiedenis van Antwerpen. Volume 4. Antwerpen, In de Olijfktak 1848, p. 470: ‘de schrijver van het Antwerpsch Chronykje, die anders nog al menig vuldige beuzelaryen heeft aengeboekt’. Ondanks deze uitspraak gebruiken zij zelf talloze citaten uit het Antwerpsch Chronykje, die dan nog eens gestaafd worden door andere bronnen.
Ook de religieuze visie van de auteur speelt daarbij een rol. De auteur van het Antwerpsch Chronyckje werd in het kamp van de roomsen geplaatst.[7]
[7] In een boekbeschrijving uit Maandelyke uittreksels, of de Boekzaal der geleerde werrelt, volume 43 uit 1743: ‘Dit Chronyckje is , gelyk blykt, door eenen Burger van Antwerpen opgesteld, en behelst het merkwaardigste dat in die Stadt voorgevallen is van het jaar 1500 tot 1574 toe. De Schryver was een goed Rooms-Katholyk man, die volgens zijn vooroordelen schryvende, niet veel goeds van de Hervorminge te Antwerpen zegt, en den Gereformeerden dikwijls hatelyke bynamen geeft, gelyk die van Calvers en Calversteersen, quaadwillige Secetarissen enz. Maar van hunnen Godtsdienst, en mogelyk van zyn eigen, schynt hy geheel onkundig geweest te zyn geweest. Echter kan men in dit werk omstandiger dan elders, de wreedheden zien te Antwerpen gepleegt tegen degenen die van de bygelovigheden en afgoderyen der Roomsche kerken afvielen; en hoe in weerwil van al dat moorden, de hervorming meer en meer toenam, en hoe de gereformeerden buiten de Stadt in ’t open Veldt de predikant sien gingen horen, beide in het Walsch en in het Nederduitsch.’
https://books.google.be/books?id=Xe5dAAAAcAAJ&pg=RA1-PA421&lpg=RA1-PA421&dq=antwerpsch+chronykje,+door+f.g.v.,+leiden+1743&source=bl&ots=JVIc-7O5Qo&sig=ACfU3U2S34j5ASgG-t2p9KSa9kKYY1ug8w&hl=nl&sa=X&ved=2ahUKEwir7eucnvXoAhUE26QKHWjuBBs4ChDoATAEegQICBAB#v=onepage&q=antwerpsch%20chronykje%2C%20door%20f.g.v.%2C%20leiden%201743&f=false
Ten slotte kan de datering van de gebeurtenissen een probleem geven: de tijdnotering verschilde van land tot land, soms van streek tot streek.[8]en[9]
[8] De chronologie van de middeleeuwen en de moderne tijden in de Nederlanden, Strubbe, Egied I, Voet, L, Brussel, Paleis der Academiën, 1991
[9] Rond 1570 werd de paasstijl, de jaarstijl waarbij het nieuwe jaar begint op de avond voor eerste paasdag, de stilus Brabantiae (jaarstijl van Brabant), stilus Curiae [Hollandiae] of stijl sHoofs (jaarstijl van het Hof van Holland) onder meer gebruikt door het hof in Brussel, de kanselarij van het Hof van Holland en de andere gewestelijke bestuursorganen in Holland en Zeeland. Ook in de stad Dordrecht en omgeving. Een probleem hierbij was dat Pasen niet altijd op dezelfde dag viel.
Deze staat tegenover de stilus communis, de algemene jaarstijl die het nieuwe jaar op 1 januari (katholieke feestdag: Besnijdenis van Christus) laat beginnen, de nieuwjaarstijl. Leiden, Amsterdam, Rotterdam, Utrecht en de voornaamste steden van Zeeland hanteerden deze stijl.
Er bestond ook nog de kerststijl, waarin het nieuwe jaar zijn aanvang neemt op de eerste kerstdag. Deze stijl was de gebruikelijke stijl in onder meer het Duitse Rijk en de bisdommen Utrecht (behalve in delen van Holland en Zeeland dus), de stilus Trajectensis en in Luik, de stilus Leodiensis, stile de Liège.
Frankrijk en het bisdom Kamerijk/Cambrai, de stilus curiae Cameracensis gingen in 1564 over van paasstijl op nieuwjaarstijl. Onder Kamerijk ressorteerden delen van de Zuidelijke Nederlanden, met name Vlaanderen.
De stad en baronie van Breda ressorteerden kerkelijk onder het bisdom Luik. Breda volgde dus de Luikse stijl. Willem van Oranje zelf hield in zijn brieven ook deze stijl aan. Zijn Duitse achtergrond, en wellicht ook invloed uit Breda zullen hieraan niet vreemd zijn geweest. (Briefwisseling van Willem van Oranje, Huygens ING)
De anonieme auteur van het handschrift van Antwerpsch Chronykje maakt het ons niet gemakkelijk. In de tekst worden de gebeurtenissen in het begin van de oude tekst in de nieuwjaarstijl vermeld, later in de paasstijl (hijzelf noemt het ‘stylo Brabantiae’, of ‘naar
’t schrijven van Brabant’)[10], waarbij Nieuwjaar op paasdag valt.
Gebeurtenissen van januari en februari volgen dan na december in hetzelfde jaar.
Dit is in onderstaande tekst het geval, vermits hier geen fragmenten uit het begin van het Antwerpsch Chronykje zijn opgenomen.
[10] In de uitgave van 1843 van het Antwerpsch Chronyckje staat in de voorrede: ‘Omtrent de jaarrekening door de schryver gevolgd moeten wy, met den uitgever van het Leidensche boek, doen opmerken dat hij twee verschillende tellingen gebruikt heeft; in den aenvang namelyk, begint hy het jaer met den eersten januari, en later, tot het einde toe, gebruikt hy, gelyk men toen gewoon was, den styl van Braband, volgens welken het nieuwjaer op paeschdag begon.’ en
‘… wy van gevoelen zyn dat het [Antwerpsch Chronykje] tydens de laetste jaren der aengeteekende gebeurtenisssen opgesteld zy, dat is tusschen 1570 en 1574.’
De paasstijl werd immers in de Nederlanden afgeschaft met de ordonnantie van Requesens van 16 juni 1575 die bepaalde dat vanaf 1 januari 1576 de nieuwjaarstijl gebruikt moest worden.